Natuurgeneeskundige principes
Enkele natuurgeneeskundige uitgangspunten
De uitgangspunten van de huidige natuurgeneeskunde stammen reeds uit de oudheid. ‘Vis medicatrix naturae’ is een uitgangspunt van Hippocrates (460-377 v.Chr.). ‘De natuur geneest zichzelf’, zo luidt de Nederlandse vertaling, zegt dat elk organisme de kracht heeft zichzelf te genezen. Ziekteverschijnselen zijn een poging van het organisme zichzelf te herstellen en te ontdoen van toxinen. Ook Hippocrates’ uitgangspunten ‘Allereerst niet schaden’ , ‘minimale interventie’ en ‘Behandel de zieke en niet de ziekte’ zijn in de huidige natuurgeneeskunde van belang. Met minimale interventie stimuleer je het zelfgenezend vermogen het meest. Hippocrates werkte vanuit de humoraalpathologie, de leer der lichaamssappen. Ook hechtte hij veel waarde aan milieu- en omgevingsfactoren voor het behoud en herstel van gezondheid.
De humoraalpathologie is verder uitgwerkt door Galenus (129-210). Hij verbond de vier temperamenten aan de vier lichaamssappen. De leer der lichaamssappen zag er als volgt uit:
Reckeweg: wat te voet gekomen is, gaat niet te paard weer weg
Reckeweg is zo’n raamwerk. Hans-Heinrich Reckeweg ging ervan uit dat verstoringen in het functioneren gepaard gaan met ophoping van afvalstoffen. In eerste instantie worden afvalstoffen uit het lichaam verwijderd door verhoogde uitscheidingen (excretiefase) of een acute ziekte (reactiefase), zoals koorts. Wanneer het niet (meer) via deze weg lukt, slaat het lichaam de afvalstoffen op waar ze het minste kwaad kunnen, bijvoorbeeld in het losmazige bindweefsel. Dit wordt de depositiefase genoemd en is samen met de impregnatiefase, waarin de toxinen de lichaamscellen binnendringen, een stille fase. Wanneer ziekte de cellen binnen is gedrongen, ontwikkelen er zich vaak chronische of auto-immuunziekten. Bij deze soort ziekten bevindt het lichaam zich in een degeneratiefase (5e fase) of een neoplasmafase (6e fase). Hoe verder in het Reckewegsysteem een dier zich bevindt, hoe moeilijker het is en hoe langer het duurt om een dier te genezen. Het Reckewegsysteem is daarom belangrijk voor de prognosestelling. De behandeling zal bij een probleem in Reckeweg fase 4 of 5 langer de tijd nodig hebben. Ook het uitgangspunt van toxinen als oorzaak van ziekte wordt gebruikt binnen de veterinaire natuurgeneeskunde. Zo kan het lichaam worden gereinigd met groene leem, chlorofyl en celzouten. Na reiniging kan het lichaam zichzelf beter herstellen doordat storende factoren uit het systeem zijn en ze beter vitaminen en mineralen uit voeding kunnen opnemen.
BBRS: Bindweefsel als communicatie
Ontgifting speelt ook een belangrijke rol binnen het basis-bioregulatiesysteem (BBRS). Dit systeem heeft als uitgangspunt dat alle levende systemen in interactie staan met hun omgeving.
Interactie is essentieel voor leven en het lichaam reageert als een geheel op veranderende omstandigheden in zijn omgeving. Het lichaam is echter opgebouwd uit verschillende elementen en verschillende eenheden. In het BBRS is gezocht naar een verklaring van de reactie van het lichaam als één geheel. Deze verklaring is gevonden in het losmazige bindweefsel. Het losmazige bindweefsel is het enige weefsel dat als een uitgestrekt orgaan ‘overal’ in het organisme aanzwezig is en contact maakt met alle cellen. Verschillende cellen en weefsel staan met elkaar in contact via het losmazige bindweefsel, het basisregelsysteem. Ook transport van voeding- en afvalstoffen en informatie-overdracht verlopen via dit basisregelsysteem. In het bindweefsel kunnen afvalstoffen opgeslagen worden en hiermee wordt de functie van het regelsysteem verstoord. Ook verhard littekenweefsel kan het BBRS verstoren. Met ontgifting, kruiden, celzouten en massage kan het BBRS hersteld worden.
Het chakrasysteem
Het chakrasysteem bestaat uit 7 hoofdchakra’s, die elk eigen kwaliteiten en eigenschappen hebben. Chakra betekent ‘wiel’ en chakra’s zijn dan ook wielen van energie. Het zijn centra waar energie getransformeerd wordt. Fysiek schijnen chakra’s samen te vallen met zenuwcentra. Op de plaatsen van de 7 chakra’s komen veel zenuwen bij elkaar. Een blokkade in een chakra kan voor problemen zorgen op mentaal, fysiek en energetisch niveau. De chakra’s zijn onder andere te beïnvloeden met essentiële oliën, Bach bloesemtherapie en massage. Het 1e chakra staat voor aarding en stabiliteit. Een slechte start, met bijvoorbeeld verhuizingen en onrust, kan voor blokkades in het 1e chakra zorgen. Het 2e chakra staat voor intimiteit en emotionele veiligheid. Fysiek hangt het vooral samen met de geslachtsklieren, blaas en dikke darm. Het 3e chakra heeft te maken met drijfkracht en wil. Fysiek hangt het samen met de lever, gal en de pancreas. Hoefbevangenheid hangt samen met de bloedsuikerspiegel en kan energetisch met chakra 3 samenhangen. Het 4e chakra staat vooral voor liefde en het ware zelf. Vooral het immuunsysteem, het hart en de longen vallen fysiek onder dit chakra. De kern van het 5e chakra is zelfexpressie. Fysiek hangt het samen met de schildklier. Het 6e chakra gaat over wijsheid en intuïtie en hangt fysiek samen met de hypofyse, coördinatie en het zenuwstelsel. Het 7e chakra gaat over verbondenheid met de kosmos.
Mentale disbalans leidt tot fysieke klachten
Het mentale aspect wordt in de natuurgeneeskunde altijd meegewogen. Bij psychosomatische klachten geef de therapeut adviezen aan de eigenaar om het dier beter in balans te brengen. De adviezen kunnen gaan over omgang, huisvesting en sociaal contact. Sommige types paarden hebben veel uitdaging nodig en andere types hebben wat meer rust nodig. Bach bloesemtherapie kan een goed hulpmiddel zijn om het dier te begrijpen en in balans te brengen.
In de Bach bloesemtherapie gaat men er vanuit dat ziekte ontstaat door een negatieve gemoedstoestand. Er zijn verschillende negatieve gemoedstoestanden die zich kenmerken door bijvoorbeeld jaloezie, wanhoop, angst of dromerigheid. Dr. Bach heeft 38 remedies gevonden voor verschillende gemoedstoestanden. Clematis kenmerkt zich bijvoorbeeld door het dromerige, niet aanwezige en niet geaarde. Een paard met een gemoed als deze heeft vaak geen goede doorbloeding en dat kan men terugzien in een slechte kwaliteit hoeven. In de Bach bloesemtherapie voor dieren maken we een onderscheid tussen typeremedies en symptoomremedies. Een typeremedie helpt het dier in zijn essentie. Een dier dat graag de leiding neemt en niet makkelijk naar anderen luistert, kan in disbalans extreem bazig worden. Een symptoomremedie kan een tijdelijke hulp zijn voor een gemoedstoestand die is ontstaan door extrene factoren en die eigenlijk niet eigen zijn voor het dier. Olive kan bijvoorbeeld bij extreme uitputting worden gebruikt als symptoomremedie.
De term holon
Een holon is een deel-geheel en komt uit de systeemtheorie. Hierin gaat men ervan uit dat alles een geheel is dat deel uitmaakt van een groter geheel. Elk orgaan, elk weefsel, elke cel en elk atoom binnen het dier werkt als een geheel binnen een geheel. Echter, hoewel de het dier bestaat uit die delen, is het niet reduceerbaar tot die delen. Als delen samenwerken, kunnen ze eigenschappen bezitten die ze beide afzonderlijk niet hebben. Zoals waterstof en zuurstof afzonderlijk niet nat zijn maar in een bepaalde chemische samenstelling zijn ze dat samen wel. Systemen beïnvloeden elkaar en door bijvoorbeeld het spijsverteringssysteem te verbeteren, gaat het immuunsysteem beter functioneren. Maar ook het systeem van sociale interactie heeft veel invloed op de andere systemen, bijvoorbeeld op het zenuwstelsel en hormoonsysteem.
Raamwerken binnen een raamwerk: een veterinair natuurgeneeskundige anamnese
In de natuurgeneeskundige anamnese wordt er een totaalbeeld gevormd aan de hand van veel vragen en observatie. Er worden vragen gesteld over de klacht, de geschiedenis van de klacht, medische geschiedenis, algemene geschiedenis van het dier en vragen over voeding en huisvesting. Met vragen over de geschiedenis gaat de therapeut na in welke situatie de klacht is ontstaan en om zo de aard van de klacht te achterhalen. Door te vragen wanneer de klacht verergert en/of vermindert, kun de therapeut er achter komen welke factoren invloed hebben op de klacht. De observatie houdt een algemene indruk in, waarin gekeken wordt naar uitstraling, glans en voedingstoestand. Ook worden afwijkende haren, warmteverschillen, huid en slijmvliezen geobserveerd. Daarnaast maakt een observatie van gedrag en vragen over gedrag aan de eigenaar een belangrijk deel uit van de anamnese. De vragen en de observatie geven een algeheel beeld van de klacht en het individuele dier. Het geeft inzicht in de oorzaak, het ontstaan en het verloop van het probleem. Relevante vragen zijn bijvoorbeeld: Heeft het dier een goed immuunsysteem kunnen opbouwen in zijn eerste levensjaren, genoeg moedermelk kunnen drinken? Heeft het paard veel medicijnen gehad? Krijgt het paard voldoende beweging en sociaal contact? Deze informatie is van groot belang om inzicht te krijgen in waar het probleem zich bevindt en hoe en wanneer het is ontstaan.
De uitgangspunten van de huidige natuurgeneeskunde stammen reeds uit de oudheid. ‘Vis medicatrix naturae’ is een uitgangspunt van Hippocrates (460-377 v.Chr.). ‘De natuur geneest zichzelf’, zo luidt de Nederlandse vertaling, zegt dat elk organisme de kracht heeft zichzelf te genezen. Ziekteverschijnselen zijn een poging van het organisme zichzelf te herstellen en te ontdoen van toxinen. Ook Hippocrates’ uitgangspunten ‘Allereerst niet schaden’ , ‘minimale interventie’ en ‘Behandel de zieke en niet de ziekte’ zijn in de huidige natuurgeneeskunde van belang. Met minimale interventie stimuleer je het zelfgenezend vermogen het meest. Hippocrates werkte vanuit de humoraalpathologie, de leer der lichaamssappen. Ook hechtte hij veel waarde aan milieu- en omgevingsfactoren voor het behoud en herstel van gezondheid.
De humoraalpathologie is verder uitgwerkt door Galenus (129-210). Hij verbond de vier temperamenten aan de vier lichaamssappen. De leer der lichaamssappen zag er als volgt uit:
- Lucht - heet en nat - lente - Bloed - Sanguinisch
- Vuur - heet en droog - zomer - Gele gal - Cholerisch
- Aarde - koud en droog - herfst - Zwarte gal - Melancholisch
- Water - Koud en nat - winter - Slijm – Flegmatisch
Reckeweg: wat te voet gekomen is, gaat niet te paard weer weg
Reckeweg is zo’n raamwerk. Hans-Heinrich Reckeweg ging ervan uit dat verstoringen in het functioneren gepaard gaan met ophoping van afvalstoffen. In eerste instantie worden afvalstoffen uit het lichaam verwijderd door verhoogde uitscheidingen (excretiefase) of een acute ziekte (reactiefase), zoals koorts. Wanneer het niet (meer) via deze weg lukt, slaat het lichaam de afvalstoffen op waar ze het minste kwaad kunnen, bijvoorbeeld in het losmazige bindweefsel. Dit wordt de depositiefase genoemd en is samen met de impregnatiefase, waarin de toxinen de lichaamscellen binnendringen, een stille fase. Wanneer ziekte de cellen binnen is gedrongen, ontwikkelen er zich vaak chronische of auto-immuunziekten. Bij deze soort ziekten bevindt het lichaam zich in een degeneratiefase (5e fase) of een neoplasmafase (6e fase). Hoe verder in het Reckewegsysteem een dier zich bevindt, hoe moeilijker het is en hoe langer het duurt om een dier te genezen. Het Reckewegsysteem is daarom belangrijk voor de prognosestelling. De behandeling zal bij een probleem in Reckeweg fase 4 of 5 langer de tijd nodig hebben. Ook het uitgangspunt van toxinen als oorzaak van ziekte wordt gebruikt binnen de veterinaire natuurgeneeskunde. Zo kan het lichaam worden gereinigd met groene leem, chlorofyl en celzouten. Na reiniging kan het lichaam zichzelf beter herstellen doordat storende factoren uit het systeem zijn en ze beter vitaminen en mineralen uit voeding kunnen opnemen.
BBRS: Bindweefsel als communicatie
Ontgifting speelt ook een belangrijke rol binnen het basis-bioregulatiesysteem (BBRS). Dit systeem heeft als uitgangspunt dat alle levende systemen in interactie staan met hun omgeving.
Interactie is essentieel voor leven en het lichaam reageert als een geheel op veranderende omstandigheden in zijn omgeving. Het lichaam is echter opgebouwd uit verschillende elementen en verschillende eenheden. In het BBRS is gezocht naar een verklaring van de reactie van het lichaam als één geheel. Deze verklaring is gevonden in het losmazige bindweefsel. Het losmazige bindweefsel is het enige weefsel dat als een uitgestrekt orgaan ‘overal’ in het organisme aanzwezig is en contact maakt met alle cellen. Verschillende cellen en weefsel staan met elkaar in contact via het losmazige bindweefsel, het basisregelsysteem. Ook transport van voeding- en afvalstoffen en informatie-overdracht verlopen via dit basisregelsysteem. In het bindweefsel kunnen afvalstoffen opgeslagen worden en hiermee wordt de functie van het regelsysteem verstoord. Ook verhard littekenweefsel kan het BBRS verstoren. Met ontgifting, kruiden, celzouten en massage kan het BBRS hersteld worden.
Het chakrasysteem
Het chakrasysteem bestaat uit 7 hoofdchakra’s, die elk eigen kwaliteiten en eigenschappen hebben. Chakra betekent ‘wiel’ en chakra’s zijn dan ook wielen van energie. Het zijn centra waar energie getransformeerd wordt. Fysiek schijnen chakra’s samen te vallen met zenuwcentra. Op de plaatsen van de 7 chakra’s komen veel zenuwen bij elkaar. Een blokkade in een chakra kan voor problemen zorgen op mentaal, fysiek en energetisch niveau. De chakra’s zijn onder andere te beïnvloeden met essentiële oliën, Bach bloesemtherapie en massage. Het 1e chakra staat voor aarding en stabiliteit. Een slechte start, met bijvoorbeeld verhuizingen en onrust, kan voor blokkades in het 1e chakra zorgen. Het 2e chakra staat voor intimiteit en emotionele veiligheid. Fysiek hangt het vooral samen met de geslachtsklieren, blaas en dikke darm. Het 3e chakra heeft te maken met drijfkracht en wil. Fysiek hangt het samen met de lever, gal en de pancreas. Hoefbevangenheid hangt samen met de bloedsuikerspiegel en kan energetisch met chakra 3 samenhangen. Het 4e chakra staat vooral voor liefde en het ware zelf. Vooral het immuunsysteem, het hart en de longen vallen fysiek onder dit chakra. De kern van het 5e chakra is zelfexpressie. Fysiek hangt het samen met de schildklier. Het 6e chakra gaat over wijsheid en intuïtie en hangt fysiek samen met de hypofyse, coördinatie en het zenuwstelsel. Het 7e chakra gaat over verbondenheid met de kosmos.
Mentale disbalans leidt tot fysieke klachten
Het mentale aspect wordt in de natuurgeneeskunde altijd meegewogen. Bij psychosomatische klachten geef de therapeut adviezen aan de eigenaar om het dier beter in balans te brengen. De adviezen kunnen gaan over omgang, huisvesting en sociaal contact. Sommige types paarden hebben veel uitdaging nodig en andere types hebben wat meer rust nodig. Bach bloesemtherapie kan een goed hulpmiddel zijn om het dier te begrijpen en in balans te brengen.
In de Bach bloesemtherapie gaat men er vanuit dat ziekte ontstaat door een negatieve gemoedstoestand. Er zijn verschillende negatieve gemoedstoestanden die zich kenmerken door bijvoorbeeld jaloezie, wanhoop, angst of dromerigheid. Dr. Bach heeft 38 remedies gevonden voor verschillende gemoedstoestanden. Clematis kenmerkt zich bijvoorbeeld door het dromerige, niet aanwezige en niet geaarde. Een paard met een gemoed als deze heeft vaak geen goede doorbloeding en dat kan men terugzien in een slechte kwaliteit hoeven. In de Bach bloesemtherapie voor dieren maken we een onderscheid tussen typeremedies en symptoomremedies. Een typeremedie helpt het dier in zijn essentie. Een dier dat graag de leiding neemt en niet makkelijk naar anderen luistert, kan in disbalans extreem bazig worden. Een symptoomremedie kan een tijdelijke hulp zijn voor een gemoedstoestand die is ontstaan door extrene factoren en die eigenlijk niet eigen zijn voor het dier. Olive kan bijvoorbeeld bij extreme uitputting worden gebruikt als symptoomremedie.
De term holon
Een holon is een deel-geheel en komt uit de systeemtheorie. Hierin gaat men ervan uit dat alles een geheel is dat deel uitmaakt van een groter geheel. Elk orgaan, elk weefsel, elke cel en elk atoom binnen het dier werkt als een geheel binnen een geheel. Echter, hoewel de het dier bestaat uit die delen, is het niet reduceerbaar tot die delen. Als delen samenwerken, kunnen ze eigenschappen bezitten die ze beide afzonderlijk niet hebben. Zoals waterstof en zuurstof afzonderlijk niet nat zijn maar in een bepaalde chemische samenstelling zijn ze dat samen wel. Systemen beïnvloeden elkaar en door bijvoorbeeld het spijsverteringssysteem te verbeteren, gaat het immuunsysteem beter functioneren. Maar ook het systeem van sociale interactie heeft veel invloed op de andere systemen, bijvoorbeeld op het zenuwstelsel en hormoonsysteem.
Raamwerken binnen een raamwerk: een veterinair natuurgeneeskundige anamnese
In de natuurgeneeskundige anamnese wordt er een totaalbeeld gevormd aan de hand van veel vragen en observatie. Er worden vragen gesteld over de klacht, de geschiedenis van de klacht, medische geschiedenis, algemene geschiedenis van het dier en vragen over voeding en huisvesting. Met vragen over de geschiedenis gaat de therapeut na in welke situatie de klacht is ontstaan en om zo de aard van de klacht te achterhalen. Door te vragen wanneer de klacht verergert en/of vermindert, kun de therapeut er achter komen welke factoren invloed hebben op de klacht. De observatie houdt een algemene indruk in, waarin gekeken wordt naar uitstraling, glans en voedingstoestand. Ook worden afwijkende haren, warmteverschillen, huid en slijmvliezen geobserveerd. Daarnaast maakt een observatie van gedrag en vragen over gedrag aan de eigenaar een belangrijk deel uit van de anamnese. De vragen en de observatie geven een algeheel beeld van de klacht en het individuele dier. Het geeft inzicht in de oorzaak, het ontstaan en het verloop van het probleem. Relevante vragen zijn bijvoorbeeld: Heeft het dier een goed immuunsysteem kunnen opbouwen in zijn eerste levensjaren, genoeg moedermelk kunnen drinken? Heeft het paard veel medicijnen gehad? Krijgt het paard voldoende beweging en sociaal contact? Deze informatie is van groot belang om inzicht te krijgen in waar het probleem zich bevindt en hoe en wanneer het is ontstaan.